Zwarte Tyman, kaper uit Amsterdam

,
Miniatuur uit de Kroniek van Froissart (Gruuthuse handschrift). De slag bij Sluis, een slag uit de 14de eeuw, maar het handschrift dateert uit ongeveer 1460.

Miniatuur uit de Kroniek van Froissart (Gruuthuse). De slag bij Sluis, een zeeslag uit 1340, tijdens de 100-jarige oorlog, maar de illustratie in het handschrift dateert uit ongeveer 1470. (Parijs, Bibliothèque National de France)

In de veertiende en vijftiende eeuw was het paraat houden van een vaste vloot van oorlogsschepen verre van vanzelfsprekend voor de vorsten van West-Europa. Zelfs de machtigsten onder hen, de koningen van Frankrijk en Engeland, hielden er maar mondjesmaat oorlogsschepen op na en zeker niet permanent. Liever koos men er voor om schepen te huren van particuliere reders en zelfs, omdat dat een stuk goedkoper was, ook de oorlogvoering ter zee uit te besteden aan particuliere kaperkapiteins. In plaats van grote confrontaties tussen koninklijke vloten bestonden zeeoorlogen in deze periode vooral uit veel wederzijdse kaperijen. De Britse historica Susan Stone spreekt in dit verband van ‘low level naval warfare’ (Susan Stone, Medieval Naval Warfare, London, 2002). De schaal was misschien niet zo groot, maar de gevolgen voor de betrokkenen waren er niet minder om.

De Nederlanden vielen vanaf 1428 onder het gezag van Filips, hertog van Bourgondië, een machtig vorst op Europees niveau, maar niet iemand die maritieme oorlogvoering hoog op zijn lijstje had staan. Toen Holland en Zeeland in 1438 in conflict waren gekomen met enkele steden van de Duitse Hanze, volgde hertog Filips volledig de mores van zijn tijd door de strijd ter zee over te laten aan hen die er verstand van hadden. Hij gaf toestemming aan verschillende steden, Amsterdam voorop, en in persoon aan met name genoemde kaperkapiteins, om ter zee schade toe te brengen aan schepen van de Hanze en de lading in beslag te nemen. Dat gebeurde, ook al in de 15de eeuw, via zogeheten kaperbrieven. Maar deze brieven waren nog niet zo precies geformuleerd en uitgewerkt als in de 17de eeuw toen kaapvaart een veel sterker gereglementeerde vorm van ‘uitbestede’ oorlogvoering was geworden.

Wanneer je als vorst kaperbrieven uitvaardigt aan vrijgevochten kapiteins is het niet verwonderlijk dat er problemen ontstaan. Vooral als de formulering in de opdracht voor meerderlei uitleg vatbaar is. Toezicht op de gedragingen van de kapers was slechts zwak georganiseerd en het gebeurde meer dan eens dat de kapers schepen in beslag namen die niets met het conflict van doen hadden. De benadeelde partijen spanden daarop procedures aan bij het hoogste rechtscollege in Holland. Die processtukken, de zogeheten Memorialen van het Hof van Holland, zijn voor een groot deel bewaard gebleven in de archieven en het is dankzij die vele tientallen processen-verbaal, brieven en sententies (gerechtelijke uitspraken) dat we aardig geïnformeerd zijn over de gang van zaken op zee in de jaren ’30 en ’40 van de 15de eeuw.

Een van de beruchtste kapers was bijvoorbeeld Zwarte Tyman, een kapitein uit Amsterdam. Hij werd in 1438 en 1439 vele malen aangeklaagd bij het Hof. Hij  en zijn mensen hielden naar willekeur op de Noordzee langsvarende schepen aan, klommen aan boord, intimideerden de bemanning en roofden waar ze maar hun hand op konden leggen. Schepen van de Hanze, maar ook uit Rouen, uit Spanje, Engeland of Vlaanderen, niemand was veilig voor Zwarte Tyman. Hij en zijn companen lagen klaar in riviermondingen, zoals het Zwin, om schepen aan te vallen zodra die zich gereed maakten om zee te kiezen. Ook beroofde hij niet alleen elk schip dat hij maar tegenkwam, maar hij en zijn mannen werden er van beschuldigd in Vlaanderen zelfs aan land te zijn gegaan om daar schapen en koeien uit de weilanden te halen. Dat had natuurlijk weinig meer van doen met kaapvaart, maar was regelrechte piraterij geworden. Toch beriep Tyman zich er op dat hij kaper was en namens de hertog en de Raad van Holland handelde. Dat weten we omdat hij zijn antwoord via een tussenpersoon aan de raadslieden van het Hof van Holland had laten overbrengen. Zelf verkeerde hij op zee en was niet in de gelegenheid om zijn verdediging te voeren, zo liet hij weten.

Nooit heeft Zwarte Tyman gehoor gegeven aan de vele dagvaardingen om in persoon tekst en uitleg te komen geven voor het Hof. Hij keek wel uit. Uiteindelijk werd hij door het Hof van Holland in 1439 bij verstek veroordeeld tot het betalen van een grote boete en schadevergoeding aan door hem benadeelde personen. Men vaardigde zelfs een arrestatiebevel tegen hem uit, maar tevergeefs. Zwarte Tyman zat op zee. Hij was en bleef onvindbaar.

2 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *