Wandelbos Groenendaal

Tijdens het thuiswerken in coronatijd is het nodig om geregeld achter je beeldscherm vandaan te komen en een wandeling te maken. Nu heb ik het geluk dat ik in de buurt woon van Wandelbos Groenendaal in mijn woonplaats Heemstede. Het is een parkachtig bos met prachtige oude bomen en zo’n beetje mijn achtertuin. Het barst er van de vogels en je komt er soms reeën tegen. Ik hield er ook af en toe kantoor tijdens die mooie voorjaarsdagen in mei van dit jaar. Gezeten op een houten bankje, laptop open geklapt en iPhone bij de hand, kon ik vanuit het bos zelfs inloggen op het netwerk van mijn organisatie, als het moest. In andere tijden vliegen er nogal wat vliegtuigen van of naar Schiphol over, maar nu heerste er totale rust. De merels, mezen en roodborstjes zongen me toe, zo was thuiswerken een feest!

Nu had het maar weinig gescheeld of dat mooie wandelbos was er nooit gekomen. Het huidige parkbos maakt deel uit van de oude buitenplaatsen Bosbeek, Meer en Berg en Groenendaal die in de 17de eeuw waren ontstaan en sinds het midden van de 19de eeuw eigendom waren van de familie Van Merlen. Eerdere eigenaren, onder wie de bankier John Hope en de Amsterdamse familie De Neufville, hadden in de 18de en vroege 19de eeuw het parkbos laten aanleggen en verfraaien door de vermaarde landschapsarchitecten Daniel Marot (1661-1752) en Jan David Zocher (1763-1817), aanvankelijk in barokstijl, later in Engelse landschapsstijl. Er waren eiken, beuken en linden geplant langs rechte lanen met lange zichtlijnen, maar er waren ook slingerpaadjes, vijvers en beekjes, helemaal in de Zocherstijl. Enkele eiken zijn gedateerd op ongeveer 1770 en zij staan er nu nog!
Om de vijvers van genoeg water te voorzien en voor voldoende druk te zorgen voor de fonteinen had John Hope in 1781 zelfs een pomphuis met ‘vuurmachine’ laten bouwen – de tweede stoommachine van Nederland. Een klein windmolentje zorgde er voor dat er water vanuit elders naar het parkbos werd aangevoerd. Ook waren er hier en daar verscheidene folly’s, zoals het zogenaamde ‘Graf van Rousseau’, een belvédère en een schelpen-nis. Door de samenvoeging met aanpalende kleinere hofsteden en buitenplaatsen was er rond 1900 een groot landgoed van 62 hectare gegroeid.

Maar in 1912 was de laatste eigenaresse, de douairière Van Merlen, overleden en haar erfgenamen wilden van de buitenplaats af. Er waren voldoende potentiële kopers. Het landgoed is gelegen op oorspronkelijke oude duinen uit de vroege Middeleeuwen. De bomen omhakken, het zand afgraven en verkopen en de vrijgekomen grond in gebruik nemen voor de bloembollenteelt, dat zou een mogelijkheid zijn en in de omliggende gebieden, met name in Hillegom, was dat dat toen een gangbare praktijk. De boeren wilden wel, maar gelukkig beschikte Heemstede over een initiatiefrijke burgemeester die dat niet liet gebeuren.

Een openbaar wandelbos

David Eliza van Lennep (1865-1934), was een man met een vooruitziende blik en daarom benaderde hij in januari 1913 uit eigen beweging de erfgenamen met de vraag of Groenendaal wellicht te koop was. Heemstede was in die tijd een landelijk dorpje en nog lang niet de welvarende forenzengemeente die het in de jaren ’20 en ’30 zou worden, maar Van Lennep zag wel mogelijkheden om zijn gemeente die kant op te sturen. Er waren al beginnetjes zichtbaar van uitbreidingen. Om een aantrekkelijke vestigingsplaats voor Haarlemmers en Amsterdammers te worden zou een openbaar wandelbos een goed selling point zijn, zo had hij bedacht. Dergelijke grote openbare recreatiegebieden waren er niet zoveel en om Heemstede in de vaart der volkeren op te stuwen stelde hij zijn gemeenteraad voor om het landgoed Groenendaal te kopen. De vraagprijs was 325.000 gulden, een gigantisch bedrag, het tienvoudige van de jaarlijkse opbrengst aan gemeentelijke belastingen en dat voor een bos dat alleen bedoeld zou zijn om in te wandelen en verder niet productief in traditionele zin. Om een dergelijke hoeveelheid gemeenschapsgeld te besteden aan een wandelbos was in die tijd ongehoord, maar Van Lennep kon zijn raad overtuigen en de koop werd gesloten, waarbij de koopsom uiteindelijk op 318.000 gulden werd bepaald. De landhuizen zelf werden afgesplitst van het landgoed en door de familie apart verkocht.

En het bleek te werken, Van Lennep was werkelijk visionair geweest. Groenendaal trok vanaf de officiële opening in 1913 tal van dagjesmensen uit de wijde omtrek en in de jaren daarna vestigden zich steeds meer nieuwe inwoners vanuit Haarlem en Amsterdam in Heemstede. Er kwamen gaandeweg allerlei recreatieve voorzieningen in het wandelbos, zoals een café-restaurant, een speeltuin, een tennispark en een kinderboerderij, maar de weldadige rust is nog steeds aanwezig. Dat had Van Lennep toch maar mooi voor elkaar gekregen en daar kun je hem als 21ste-eeuwse thuiswerker alleen maar dankbaar voor zijn.

Tot slot nog een mooi detail over Groenendaal. Toen in 1928 het treinstation Heemstede-Aerdenhout (een voorganger van het huidige station) werd gebouwd en de tolpoort van de trekvaart Haarlem-Leiden die daar sinds 1657 stond (in 1695 vernieuwd) moest worden afgebroken, besloot men een paar jaar later om die tolpoort weer op te bouwen in het Groenendaalse Bos. Tot op de dag van vandaag vormt die poort de toegang tot het tennispark ter plaatse. En zo is er voor deze trekvaartliefhebber ook in Groenendaal nog altijd wat aan historisch erfgoed te genieten.

Dit bericht is ook gepubliceerd als Thuishoek op de website van Holland Historisch Tijdschrift, 3 augustus 2020. 

Bronnen

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *