Pagina uit de rekeningen van de Graven van Holland, plm. 1400. Ondertekend door de grafelijke klerk (en dichter) Dirc Potter. (Nationaal Archief)

Het is een van de leukste en spannendste dingen die een geschiedenis-liefhebber of -professional kan overkomen: de historische sensatie. Dat kan variëren van het besef op dezelfde plek te lopen als een beroemd historisch personage, tot het losbreken van het zegel van een nooit eerder geopende brief. Ik maakte ooit zo’n sensatie mee tijdens mijn studie geschiedenis. Ik onderzocht in het archief een 15de-eeuws rekeningenboek van de graven van Holland, toen er zand tussen de perkamenten pagina’s vandaan gleed. Ik had eerst de neiging om dat zand van tafel te vegen, tot ik me realiseerde dat dit het zand was dat die grafelijke klerk ergens in de 15de eeuw over zijn schrijfwerk had gestrooid om de inkt te laten drogen. Dat zand was mijn directe verbinding met hem, ik kon hem voor mijn gevoel nu bijna aanraken! Ik veegde het zand met mijn hand zorgvuldig bij elkaar en stopte het terug in het manuscript. Ook anderen na mij zouden dit immers moeten kunnen ervaren.

Deze historische sensatie schiep niet alleen een band met die grafelijke klerk maar leidde ook tot kennis van de manier waarop hij zijn werkzaamheden uitvoerde. Sindsdien heb ik heel wat historische sensaties beleefd. Naarmate mijn kennis van geschiedenis toenam gebeurde dat steeds vaker, eigenlijk. Lopend door een vlak landschap zie je plots een bult; in Flevoland denk je dan onmiddellijk: scheepswrak! In andere gebieden misschien: restanten mottekasteel of: vliedberg!

Als iets je weet te raken, dan wil je er meer van weten. Een intensieve beleving kan zo de aanzet zijn tot het verzamelen van kennis. Daarom is het toe te juichen dat musea en andere erfgoedinstellingen hun publiek beleving bieden. De tijd dat bezoekers in musea hooguit geduld werden ligt werkelijk ver achter ons. Niet meer staat de angstvallig beschermde collectie centraal, maar de bezoeker. Die wil men deelgenoot maken, wat zeg ik, hem erin sleuren, doordringen van het belang en hem iets laten beleven wat hij/zij nooit meer zal vergeten. Een bezoeker krijgt in sommige musea daartoe te maken met overdonderende multimedia-installaties. Beleving krijgt hier wel eens het karakter van inpepering. Soms kan een ingetogener beleving juist des te indringender zijn, door je te laten meemaken hoe je van vlas garen spint bijvoorbeeld, of hoe je vuur moet maken, of touw moet slaan. Bijbehorende geluiden en geuren kunnen daarbij een intensieve beleving oproepen. Wie wel eens een stoomgemaal of smederij heeft bezocht begrijpt direct wat ik bedoel.

Voor erfgoedinstellingen ligt daar een grote uitdaging. Want een spectaculaire publiekstrekker bedenken, dat is zo moeilijk nog niet (als je maar geld hebt). Maar er voor zorgen dat je die aandacht vasthoudt en dat die eerste indruk via beleving wordt omgezet in verdieping, in betekenisgeving en misschien wel in een verlangen naar kennis, daar draait het om. Voor vele musea is het immers van levensbelang: hoe houd ik de belangstelling levend en mijn publiek betrokken? En dat heeft niets te maken met een soms gehoorde ‘verpretparkisering’ van geschiedenis, maar alles met een aanpak gericht op jezelf vernieuwen en de aandacht van je publiek vasthouden. Want wie geen publiek weet te boeien zal uiteindelijk marginaliseren en, irrelevant geworden, wegkwijnen.

Terug naar de sensatie en de primaire beleving, want dat eerste begin is belangrijk. Het mooie is namelijk: wie eenmaal kennis heeft van het verleden, staat weer open voor nieuwe historische sensaties, die weer tot nieuwe kennis leiden, enzovoort. Om in pretparktermen te blijven: beleving van geschiedenis is geen dolle achtbaanrit met een begin en een eind, maar lijkt meer op een reuzenrad dat zelf zijn beweging in stand houdt.

[Deze tekst verscheen als column in HOLLAND Historisch Tijdschrift, nr 1/2 van 2012]

 
0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *