Het leuke van Elim
Een paar weken geleden zijn de opnamen begonnen van de verfilming van Publieke Werken. Dat is een geweldig boek van Thomas Roosenboom uit 1999 en hopelijk wordt het ook een hele goede film. Ik heb er alle vertrouwen in.
Even ter opfrissing: het boek speelt zich af in 1888, op twee locaties. De ene is in Amsterdam, waar vioolbouwer Walter Vedder in zijn huisje op de hoek van het Damrak en de Texelse Kade ingekapseld raakt door de bouw van het Victoria Hotel. De andere plaats is het dorpje Elim bij Hoogeveen, waar Vedders neef, de apotheker Christof Anijs, zich tot weldoener verklaart van een turfstekersgemeenschap. Dit even in het kort. Maar het is een dik boek, met een ingenieuze plot. Leest u zelf maar.
Toen ik het boek voor het eerst in handen had, vele jaren geleden, en het opensloeg, moest ik verschrikkelijk lachen. Het gaat over Elim! Het speelt zich af in Elim, hoe verzint hij het! (Elim ligt trouwens hier, voor wie het wil weten)
Wat is er dan zo grappig aan Elim, zo vraagt u zich misschien af? Wel, op het eerste gezicht niet zo veel. Wie er wel eens geweest is, of doorheen is doorgereden, weet dat het een tamelijk kleurloos dorpje is, in een uithoek van het Hollandsche Veld in Drenthe. Er is bijzonder weinig te beleven, het ligt daar gewoon. Het is ooit eind 18de eeuw als veenwerkersdorp ontstaan op een kruispunt van twee kanalen, de zogeheten ‘wijken’ (spreek uit: wieken), waar een verbindingskanaal werd gegraven. Dat werd het Dwarsgat, lange tijd de officieuze benaming van het dorp, dat pas rond 1920 de naam Elim kreeg, vernoemd naar een oud-testamentische oase in de Sinaï.
Het leven in het Drentse Elim was zwaar en armzalig, tot midden jaren 1950 was er nauwelijks stromend water of elektriciteit. De bewoners waren inderdaad turfgravers, dat klopt, maar verder heeft het Elim uit Publieke Werken helemaal niets van doen met het werkelijke Elim. Roosenbooms Elim is pure fictie en ik heb begrepen dat de opnamen voor de film grotendeels in Hongarije zullen plaatsvinden en niet in Drenthe. Waarom zouden ze ook?
Niettemin bestaat Elim echt en ik kan het weten, want ik ben er namelijk geboren, in 1957. Dat is vooral het allerleukste aan Elim. Het dorp, met toen misschien iets meer dan 1000 inwoners, begon zich in die tijd net wat te ontworstelen aan die 19de-eeuwse armzaligheid. Mijn vader, die er beginnend dominee was, heeft daar nog een stimulerende rol in gespeeld. Zoals het familieverhaal wil was hij, samen met de plaatselijke huisarts, dokter Brouwer, de weldoener die Elim stromend water en elektriciteit gebracht heeft.
Zijn eigen gezin heeft hij tijdig aan Elim ontworsteld, want ik was nauwelijks 6 maanden oud toen wij er weggingen, terug naar het Westen en de Kust. Herinneringen aan Elim heb ik daarom niet, maar toch wel een beetje, want in later jaren gingen we er nog wel eens langs om mensen te bezoeken. Een scheutje Elim is er daarom toch wel in mij achtergebleven. En altijd als ik die naam ergens tegenkom moet ik even glimlachen.
Ik lees je stukken zo graag. Gewoon omdat ze zo totaal anders zijn dan de rest van de blogosphere.
Nou, dank je wel, Vrouwke. *bloost*