Het bordeel van Valencia

Het koninkrijk Valencia in de Atlas van Ortelius (plm. 1570). Het zuiden bevindt zich links op de kaart. De stad Valencia zien we aan de kust recht boven de cartouche. (Biblioteca Digital Hispánica)

 

In een vorig blog gingen we in 1502 op reis naar Spanje met hertog Filips de Schone en Floris van Egmond. Omdat het zo’n bijzondere reisbeschrijving is wil ik daar nu wat uitgebreider aandacht aan besteden. Voor kenners van de periode is het wellicht allemaal wel bekend en ook over de bron, de reisbeschrijving van Antoine van Lalaing, is hier en daar wat gepubliceerd. Maar de bronneneditie (Gachard, Voyages) waaruit die afkomstig is stamt uit de negentiende eeuw, is niet heel erg bekend bij een breed publiek en bovendien geschreven in vroeg-zestiende-eeuws Frans.[1] Vandaar hier mijn opzet om dit reisverslag wat toegankelijker te maken.

Ik vertelde al eerder dat Lalaing tijdens deze hofreis een paar keer een uitstapje maakte. Zo ondernam hij al snel na aankomst in het vroege voorjaar van 1502 vanuit Burgos een pelgrimage naar Santiago de Compostela en een paar maanden later maakte hij een echte toeristische rondreis door Andalusië en langs de Spaanse Middellandse-Zeekust. Het is leuk en interessant om zijn tripje nog eens na te gaan aangezien het voor het eerst is dat een dergelijke rondreis door een noorderling werd gemaakt en beschreven.

 

Naar Sevilla

Antoine van Lalaing heer van Hoogstraten en zijn compaan Antoine de Quiévrain heer van Moncheau vertrokken op 27 augustus 1502 vanuit Toledo en kwamen op 8 september in Sevilla aan. Onderweg logeerden ze in diverse dorpjes en stadjes en ook wel in kloosters. Of ze ook bedienden bij zich hadden vermeldt Lalaing niet, maar lijkt voor hem zo vanzelfsprekend dat hij er niets over zegt. Je zou verwachten dat ze over Córdoba zouden zijn gereisd, maar Lalaing rept daar met geen woord van en concentreert zich eerst op Sevilla. Sevilla is een mooie stad, schrijft hij, een drukke haven- en handelsstad aan de Guadalquivir, vergelijkbaar met Gent of Brugge, maar wel erg warm. Alle straten zijn geplaveid, wat nogal zeldzaam is in Spanje vanwege de vele paarden en muilezels, en er zijn mooie paleizen met tuinen en fonteinen. Het huis van de hertog van Medina-Sidonia is een van de fraaiste gebouwen in de stad. De ketterijen, hij bedoelt zowel de joden als de moslims, worden er inmiddels stevig aangepakt door actieve inquisiteurs de la foy, onderzoekers des geloofs. Wie geen christen is en zich niet terstond tot het christendom bekeert, moet zich hullen in gele kleding met daarop een rood kruis om herkenbaar te zijn. Alle ketters worden bijeengebracht in een kasteel aan de rand van de stad en daar onder druk gezet om zich alsnog te bekeren. Wie desondanks terugvalt in het ketterse geloof wordt zonder verdere omhaal op de brandstapel gezet. Lalaing doet zonder emotie verslag van dit autodafe: “on les brusle”.

Hij behandelt kort de stapsgewijze verovering van het Moorse Rijk (tegenwoordig doorgaans met de Arabische naam Al Andalus aangeduid) en wat er sindsdien allemaal gebeurd is. Dat de Spanjaarden na de verovering van het vaste land steeds verder wilden, naar de Canarische eilanden waar dadels en suiker vandaan komen en nóg verder naar Indië, waar volop goudmijnen zijn. Plus ultra, ‘steeds verder’, luidde het devies van de katholieke koningen Ferdinand en Isabella. Een, voor ons, intrigerende ontmoeting beschrijft Lalaing in Sevilla met een verder onbenoemde Spaanse scheepskapitein die net terug is van een reis naar ‘Indië’. Daar leven de mensen naakt en als beesten, zo krijgt hij te horen. Veel meer wordt hem niet verteld, de kapitein is nogal zwijgzaam over die nieuwe Spaanse ontdekkingen en wil blijkbaar niet dat buitenlanders ál te veel te weten komen. Omdat bekend is dat net in deze periode, september 1502, Christoffel (Cristoforo) Columbus even terug was in Spanje en in Sevilla verbleef, is het verleidelijk te denken dat Lalaing hem heeft ontmoet en gesproken, maar daar is verder geen bewijs voor.[2] De summiere beschrijving van ‘Indië’ kan daarom net zo goed slaan op het Caribisch gebied als op West-Afrika.

 

Granada

Na tien dagen in Sevilla wordt verder gereisd naar Granada, dat nog geen tien jaar daarvoor, in 1492, was veroverd op de Moorse koning Boabdil en dus door Lalaing in nog nauwelijks door het katholicisme beïnvloede staat is gezien. Als een echte toerist beschrijft hij de paleizen in Granada zoals de Generalife en het Alhambra; de mooiste paleizen die hij ooit heeft gezien, zegt hij, met overal beelden (van leeuwen onder andere), tuinen en fonteinen. De straten zijn geplaveid met marmer en zelfs de harem van de laatste koning is nog aanwezig. En weliswaar zijn de paleizen inmiddels in gebruik bij de katholieke koningen, de kamers zien er uit alsof ze nog maar nét door de  Moorse heersers zijn verlaten, wat feitelijk ook wel zo was, natuurlijk.

De rijkdom van Granada heeft een economische basis, zo weet Lalaing. Er wordt zijde gefabriceerd en verhandeld wat veel geld opbrengt. In tegenstelling tot in Sevilla is de bekering van moslims hier nog niet volop aan de gang. Hij ziet veel vrouwen in lichaamsbedekkende kleding en ook doet het verhaal de ronde dat de heidenen in het geheim christenkinderen verminken. Het wantrouwen zit diep, ondanks dat hij wekenlang vrij en ongehinderd door het zuiden van Spanje heeft kunnen reizen.

Uit het reisverslag komt naar voren hoe islam, jodendom en christendom in sommige gebieden nog relatief vredig naast elkaar bestonden. Dat is opmerkelijk, want tien jaar eerder, in 1492, hadden de katholieke koningen met het Alhambra-decreet verordonneerd dat alle joden zich per direct moesten bekeren of het land verlaten. Voor de moslims waren in 1491 beschermende bepalingen opgenomen in het vredesverdrag met de laatste heerser Boabdil. Maar blijkbaar was de vervolging door de Inquisitie toch niet zo hevig. Lalaing merkt op dat de ene groep op vrijdag zijn ‘kerkdienst’ heeft en de andere op zaterdag. Maar joodse sabbathvieringen moeten zeldzaam zijn geweest, Lalaing wijdt er verder niet veel woorden aan. Hij beschrijft wel hoe zo’n mohammedaanse dienst verloopt, inclusief het voetenwassen, de preek van de imam en de verschillende gebedshoudingen, de salat. Later in zijn verslag, als hij in Zaragoza is, beschrift hij hoe jonge edelen uit het gevolg van hertog Filips vernielingen aan moskeeën aanrichtten, wat door iedereen dan weer met instemming wordt gewaardeerd. Na afloop van een dansfeest, ook in Zaragoza, waar enkele mooie Moorse meisjes dansten voor Filips de Schone, probeerde deze hen over te halen zich te laten dopen. Maar zelfs voor geld deden zij dit niet.

 

Valencia

Na Granada trekken de beide heren verder door Andalusië naar Guadix en Murcia. Lalaing merkt op dat ze onderweg met niemand kunnen communiceren omdat de mensen alleen maar ‘Moors’ spreken. Dan, op 4 oktober, wordt het oude koninkrijk Valencia bereikt. Ook hier verhaalt hij enthousiast over de landerijen met voor hem exotische producten die hij overal tegenkomt, zoals rijst, suikerriet, saffraan en katoen. Dat werd daar allemaal verbouwd en had hij nog nooit eerder gezien in zijn leven. Hij roemt de goede sociale en medische zorg in Valencia op grond van het feit dat er een krankzinnigengesticht was gevestigd waar de patiënten op kosten van de stad werden gevoed en verpleegd. Maar het allerenthousiast wordt hij toch wel van het bordeel. Dit bordeel bestond uit een stadswijk van een aantal straten met een eigen ommuring. Wachters bewaakten de toegangen en zorgden er voor orde en rust. Er werkten zo’n 200 tot 300 vrouwen die allemaal eigen kamertjes hebben in gezamenlijke huizen. Ze zijn mooi gekleed in fluweel en satijn en alles is er even schoon en netjes. Het stadsbestuur ziet toe op veiligheid en zorgt ook voor de handhaving van vaste prijzen. Twee artsen onderzoeken de vrouwen wekelijks en zien toe op hun medische welzijn. Vooral ’s avonds en ’s nachts is het druk op straat, want dan is het koel en zitten de vrouwen buiten voor hun huisjes, verlicht door lantaarns zodat ze beter te zien zijn voor de klanten. Lalaing en zijn metgezel worden door twee plaatselijke heren rondgeleid en hij kijkt zijn ogen uit. Of hij zelf ook gebruik heeft gemaakt van de diensten van de vrouwen laat hij in het midden, maar hij weet wel te melden dat het standaardtarief vier denarii bedraagt en dat dat ongeveer overeenkomt met één Vlaamse groot. In hoeverre de vrouwen vrij waren om het bordeel naar eigen goeddunken te verlaten en hoe vrijwillig hun werkzaamheden waren laat hij onvermeld.

Deel van de plattegrond van Valencia met het grote bordeel aangegeven (Historich.net)

Het bordeel van Valencia was gesticht in het begin van de veertiende eeuw onder Jaime (Jacobus) II, koning van Aragón en Valencia, en bleef bestaan tot 1651. Toen werd de sluiting aangekondigd maar de laatste prostituée staakte pas in 1671 haar werkzaamheden. Voor wie Spaans kan lezen hier wat nadere informatie en ook hier en dan blijkt dat de werkelijkheid toch iets minder rooskleurig was dan Lalaing het doet voorkomen. Drankmisbruik en misdaad kwamen veel voor, evenals vormen van uitbuiting. Maar desondanks konden de vrouwen door dit werk economische zelfstandigheid verwerven, net als nu eigenlijk.

Lalaing en Quiévrain bleven een week in Valencia en reisden toen verder langs de kust noordwaarts naar Aragón waar ze zich op 18 oktober 1502 in Zaragoza weer verenigden met de hertog en de rest van het reisgezelschap. Het is een prikkelende gedachte dat zij tijdens hun rondreis door stadjes en dorpen kwamen waar sindsdien miljoenen Europeanen uit het noorden hebben verbleven om er van de zon en de zee te genieten. Zij waren van hen de eersten en het is voor ons bijna onmogelijk om ons een goede voorstelling te maken van wat zij toen hebben gezien.

 

—————————————————-

[1] M. Gachard (ed.), Collection des voyages des souverains des Pays-Bas, Bruxelles, 1876, Tom. 1. Relation du premier voyage de Philippe le Beau en Espagne en 1501, par Antoine de Lalaing, Sr de Montigny; (Google Books)

[2] Raymond Fagel in ‘De ontdekking van Spanje’.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *