Een duur potje tennis
Het is deze weken weer tijd voor de wedstrijden op Wimbledon en dat brengt ons vanzelf terug naar de geschiedenis van het tennisspel. De oervorm van het tennis ligt ergens in de 13de of 14de eeuw in Frankrijk en werd in de 15de eeuw met name aan hoven van de hertogen van Bourgondië en hun vrienden volop beoefend. Het ging bij deze oervorm om het zogeheten jeu de paume, eigenlijk een soort kaatsen, waarbij de bal niet met een racket, maar met de hand werd gespeeld.
Zo tegen 1500 wordt, ook weer in Frankrijk, het tennisracket uitgevonden en dat vindt snel ingang bij diezelfde adellijke hoven. Als hertog Filips de Schone en zijn gevolg in 1501 op reis gaan naar Spanje en enige tijd verblijven aan het hof van de Franse koning Lodewijk XII in Blois, raken zij bekend met het gebruik van het tennisracket. Zowel hertog Filips als zijn hoveling Floris van Egmond (1469-1539) raken er behoorlijk bedreven in en gedurende de hele reis naar Spanje en weer terug is op veel plekken in het reisverslag dat van die reis is gemaakt sprake van intensieve tenniswedstrijden, zowel met als zonder racket. Het ‘ouderwetse’ jeu de paume bleef nog geruime tijd gangbaar.
Als het grote gezelschap in 1503 op de terugreis is vanuit Spanje naar de Nederlanden verblijft men enige tijd aan het hof van de hertog en hertogin van Savoye in Pont d’Ain, een paleis in de buurt van de stad Bourg-en-Bresse. Filibert, hertog van Savoye (1480-1504) was getrouwd met Filips’ zuster Margaretha van Oostenrijk (1480-1530) en blijkbaar ook een groot tennisliefhebber; het waren allemaal sportieve jonge mensen. Hertog Filips was net (weer eens) behoorlijk ziek en deed even niet mee, maar Floris van Egmond wilde graag aan de hertog laten zien wat hij er van kon. Deze tenniswedstrijden waren niet uitsluitend voor plezier, er werd om behoorlijke grote bedragen gespeeld en dat bleek wel uit één van die potjes die Floris met de hertog van Savoye speelde en won. Volgens een latere opgave ging het om liefst 200.000 Franse kronen, geen klein bier.
Goed, Floris won de match en de hertog zal hem, al dan niet schriftelijk, beloofd hebben om het gewonnen bedrag zo snel mogelijk uit te keren. Kort daarop in mei 1503 vertrok het reisgezelschap van Filips de Schone, via Duitsland en Oostenrijk terug naar de Nederlanden waar het in november 1503 weer aankwam. Filibert van Savoye had intussen zijn speelschuld aan Floris van Egmond nog steeds niet voldaan en mogelijk was hij het hele gebeuren al lang vergeten. Speelschulden zijn dan wel ereschulden, maar dat geldt misschien alleen voor schulden onder gelijken in rang en stand. In september 1504 overleed Filibert plotseling na het drinken van teveel koud water na een jachtpartij. Nu kon Floris naar zijn geld fluiten, of toch niet?
Een notariële akte voor een speelschuld
Vele jaren gingen voorbij. Filiberts weduwe, Margaretha van Oostenrijk, werd in 1507 na het overlijden van haar broer Filips benoemd tot landvoogdes over de Nederlanden, namens haar neefje Karel. Zij zou deze taak tot haar overlijden in 1530 op voorbeeldige wijze vervullen. Een van haar bestuurlijke en militaire steunpilaren in de Nederlanden was diezelfde Floris van Egmond die zij in april 1503 in Pont d’Ain had leren kennen. Misschien hebben ze nog wel eens herinneringen opgehaald aan de onfortuinlijke hertog Filibert en het zo glorieus door Floris gewonnen potje tennis. “À propos, Madame, die 200.000 kronen, die ik destijds van uw echtgenoot heb gewonnen, is er nog kans dat ik dat geld ooit zal kunnen ontvangen?” Maar Floris kreeg geen antwoord.
In 1531, Filibert is intussen al 27 jaar dood en ook Margaretha is het jaar daarvoor overleden, besluit Floris om het er toch niet bij te laten zitten. Als het hem niet meer zou lukken om het geld te krijgen, dan misschien zijn zoon. Hij laat de Brusselse notaris Johannes Stanssaert een officiële, in het Latijn geschreven akte opstellen, waarin hij getuigen laat verklaren dat ‘wijlen de hertog van Savoye hem een bedrag van 200.000 Franse kronen schuldig is, gemaakt bij het ‘raketspel’ in de stad Pondayn tijdens de vastentijd in het jaar 1502’ (NB: dit is de jaarrekening volgens de Paasstijl, het was het jaar 1503 volgens de huidige jaarstijl).
Weer twee jaar later, in januari 1533, vaardigt hij een oorkonde uit waarin hij zijn zoon Maximiliaan (1509-1548) machtigt om dit bedrag bij de erfgenamen van Filibert van Savoye op te eisen. ‘Op vriendschappelijk wijze’ wordt er nadrukkelijk bijgezet, het was niet de bedoeling dat de zoon van Floris van Egmond gewapenderhand zijn eer zou komen verdedigen.[1]
Het is niet bekend of het ooit nog is gelukt met het geld, ik heb zo maar het vermoeden van niet. Filibert van Savoye had geen wettige nakomelingen en zijn erfgenaam, zijn halfbroer Karel III, raakte vanaf 1536 in onmin met keizer Karel V en sleet de rest van zijn leven (tot 1553) in ballingschap. Veel geld zal er bij hem niet te halen zijn geweest, laat staan een oude speelschuld om een potje tennis van meer dan 25 jaar daarvoor.
Wat dit verhaal wel duidelijk maakt is hoezeer Floris van Egmond gehecht was aan eer én geld. Ook op andere momenten bleek dat hij altijd maar bezig was met geld, op het schraperige af. Hij had nooit genoeg. Of zijn bijnaam ‘Fleurke Dunbier’ met die vermeende gierigheid van doen had is een veronderstelling waar ik nog steeds bewijs voor probeer te vinden.
[1] Nationaal Archief, Nassause Domeinraad 1.08.06, inv.nr. 1032, reg. 1618 en 1637. Stukken van Maximiliaan van Egmond.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!