De admiraliteit van Rotterdam

,

 

Het admiraliteitshof in Rotterdam op de hoek van de Spaanse Kade en het Haringvliet. (J. de Vou, 1694, Belasting- en Douanemuseum)

Het admiraliteitshof in Rotterdam op de hoek van de Spaanse Kade en het Haringvliet. (J. de Vou, 1694, Belasting- en Douanemuseum)

 

De ons omringende landen kenden slechts één Marine. Zij hadden ooit in de Late Middeleeuwen een koning gehad die een oorlogsvloot wilde hebben en daar een organisatie omheen had gebouwd. Nederland viel in de zestiende eeuw onder de koning van Spanje en die had al een vloot, zodat er hier geen koninklijke oorlogsvloot werd gebouwd of uitgerust. Toen de Nederlanden zich na 1572 losrukten van de Spaanse koning Filips II waren er hier wel wat losse oorlogsschepen, maar ontbrak het aan een overkoepelende marine-organisatie. Die is pas mondjesmaat en in eerste instantie zelfs op lokaal niveau ontstaan vanuit de befaamde watergeuzen. Willem van Oranje aanvaardde daarbij het opperbevel van de vloot.

Rond elke riviermond organiseerde men toen de verdediging ter zee, iedereen zijn eigen admiraliteit. De Scheldemonding viel daarbij onder de Zeeuwse admiraliteit, de Maasmond onder de admiraliteit van Rotterdam. Marsdiep, Vlie en de Friese zeegaten waren de verantwoordelijkheid van de admiraliteiten van Amsterdam, het Noorderkwartier en Friesland. Gedurende lange tijd, tot aan de komst van de Fransen in 1795, kende Nederland vijf afzonderlijke admiraliteiten, die elk onder het gezag stonden van de gewestelijke Staten en alleen de Prins van Oranje als gezamenlijk hoogste zee-officier erkenden. Ieder apart hadden ze hun eigen organisatie ter zee en aan de wal en hun eigen opperbevel. Samen vormden ze de Staatse Vloot. In 1597 kwam het wel tot een overeenkomst dat de vijf admiraliteiten zouden samenwerken en dat zijn ze, met vallen en opstaan, blijven doen tot hun opheffing in 1795.

De admiraliteit van Rotterdam, doorgaans de admiraliteit van de Maze genoemd, geldt als de oudste van de vijf admiraliteitscolleges. Hij werd in 1586 opgericht, ter vervanging van een voorloper, de admiraliteit van Zuid-Holland, die al sinds 1575 actief was. Omdat het het oudste college was mocht Rotterdam altijd het vlaggenschip van de Staatse vloot leveren. Het college zetelde vanaf het midden van de 17de eeuw in een prestigieus gebouw, het Admiraliteitshof, dat gelegen was op de hoek van het Haringvliet en de Spaanse kade. Dit fraaie classicistische gebouw is in 1884 afgebroken.

De oorlogvoering ter zee, de bouw van oorlogsschepen, het uitvechten van zeeslagen, dat was het werk van de admiraliteiten dat nog altijd tot de verbeelding spreekt. Zeker als het gaat om de Gouden Eeuw en helemaal als die zeeslagen dan ook nog werden gewonnen. Maar dat gebeurde eerlijk gezegd niet al te vaak; alleen Michiel de Ruyter kan zich er op beroemen daadwerkelijk enkele zeeslagen te hebben gewonnen tegen grote tegenstanders als Engeland en Frankrijk.

Het leeuwendeel van de werkzaamheden van de admiraliteiten was een stuk banaler. Omdat ze alleen in tijden van oorlog en dan nog slechts bij uitzondering direct gelden ontvingen van de Staten-Generaal, moesten ze voor het overeind houden van hun organisatie op zoek naar vaste eigen inkomsten. Die verkregen de admiraliteiten uit de zogeheten convooyen en licenten. De convooyen waren de gelden die men ontving voor het begeleiden van handelsschepen en vissers, een soort beschermings- en loodsgeld. De licenten zouden we het best als invoerrechten kunnen betitelen, want de admiraliteiten hadden nog een belangrijke taak, namelijk de controle op het handelsverkeer, het innen van belastingen ter zee en op de rivieren. Omdat er vijf admiraliteiten waren, waren er ook vijf gebieden omschreven waar elke admiraliteit zijn werkterrein had.

De admiraliteit van de Maze had het grootste ressort van alle vijf de colleges. Het hele stroomgebied van de Maas, voor zover dat binnen de grenzen van de Republiek was gelegen, hoorde erbij, tot Maastricht aan toe. De Maze beschikte over 53 kantoren verspreid door het hele ressort. Elk van die kantoortjes werd bevolkt door personeel, de ‘contrerolleurs’ dat verantwoordelijk was voor de inning van de belasting en de afdracht aan het hoofdkantoor in Rotterdam. Daarnaast waren er allerlei functionarissen zoals klerken en vendu-meesters en had men de beschikking over een bewapende garde onder leiding van de kapitein-geweldige. De corruptie was vermaard, er is berekend dat slechts de helft van het geïnde geld ook daadwerkelijk aan de organisatie ten goede kwam. De rest bleef onderweg ergens aan diverse strijkstokken hangen.

De functionaris die op het hoofdkantoor de financiële administratie in goede banen moest zien te te leiden, was de advocaat-fiscaal, die we voor de administratieve walorganisatie wel als de centrale figuur kunnen zien.
Een van de bekendste advocaten-fiscaal van de admiraliteit van de Maze was de Zeeuw Pieter Paulus. Hij trad in 1785 in dienst, maar werd in 1788 om zijn patriottische sympathieën afgezet. Hij vluchtte naar Frankrijk, maar keerde in 1795 terug en was een jaar later bijna de eerste gekozen president van Nederland geworden.

Naar de organisatie van de admiraliteiten te land is tot nu toe verrassend weinig onderzoek gedaan. Een van de redenen is dat veel archieven van de admiraliteiten, ook die van de Maze, jammer genoeg door brand zijn verwoest. De hoeveelheid bronnenmateriaal is daardoor beperkt. Een andere reden zal ongetwijfeld zijn dat het bestuderen en beschrijven van douane-achtige activiteiten nu eenmaal wat minder spannend is dan de zeeslagen van Tromp en De Ruyter analyseren. Het dagelijks werk van de admiraliteiten was daarmee vergeleken doorgaans toch wat aan de saaie kant.

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *