Bij de Post in de jaren ’80
Ik ben het afgelopen jaar bezig geweest met het opschrijven van mijn herinneringen aan het leven. Niet dat ik van plan ben om er mee te stoppen, maar het schrijven van je mémoires of autobiografie is een verhelderende bezigheid en kan ik iedereen aanraden. Het meeste is nogal privé, maar er zitten ook stukken bij die geschikt zijn om met anderen te delen. Hierbij mijn herinneringen aan mijn tien jaar durende carrière bij de PTT in Amsterdam.
In het najaar van 1979 had ik gesolliciteerd bij het PTT-Districtspostkantoor aan de Oosterdokskade in Amsterdam. Ik was op zoek naar een parttime-baantje voor de avonduren naast mijn studie en had gehoord dat ze bij de PTT altijd mensen nodig hadden en dat je er bovendien goed kon verdienen. Ik werd aangenomen en ging er vanaf november ‘79 aan de slag in de rang van Besteller 2de Klas (hulpkracht), voorlopig op de woensdag-, donderdag en vrijdagavonden van 18-23 uur (later werd dat van 18.15 tot 23.45 uur). De PTT was in die tijd nog volop een staatsbedrijf, een logge moloch waar alles via een uitgekiend hiërarchisch systeem was georganiseerd. Iedereen was er ambtenaar, ook de avondhulpkrachten.
Wie voor het eerst de grote centrale sorteerhal van het gebouw aan de Oosterdokskade betrad werd overdonderd door de enorme hoeveelheid transportbanden die kris-kras door de ruimte leken te lopen. Op al die transportbanden bevonden zich grijze bakken met brieven die naar de verschillende sorteerplekken werden vervoerd. Met name in de avonduren werkten er honderden mensen die allemaal een deel van het sorteerproces vervulden. ‘Wat moet je daar doen, post sorteren?’ vroegen vrienden wel eens. Ik legde dan uit dat sorteren en doorsturen het enige was dat we daar met zijn allen deden en dat iedereen een stukje van dat proces uitvoerde. Het sorteren van de brieven achter die sorteerkasten werd vooral door vrouwen gedaan, daarbij nauwlettend in de gaten gehouden door zogeheten ‘toezichtambtenaren’, gluiperige types die opeens achter je konden opdoemen en dan aanmerkingen hadden op je tempo of nauwkeurigheid. Vooral bij de sorterende vrouwen waren zij gehaat, met name één bepaalde man die er op pochte dat hij tijdens de politionele acties in Indië nog kampongs had platgebrand.
Mannen deden al het andere werk, zoals de brievenkasten leegtrekken, de brieven bundelen met elastiek (het bedrijf drááide op elastiek) of met bundelmachines, de bundels in karretjes gooien, met die karretjes rijden, de gebundelde brieven over de postzakken verdelen, de zakken dichtmaken en naar de afdeling expeditie brengen. De postzakken werden aan haken gehangen, die met mechanische kettingen door het gebouw werden getransporteerd. De omgeving deed nog het meest denken aan het decor in de film Modern Times van Charley Chaplin. De radio stond er altijd keihard aan, ik heb nog nooit zoveel André Hazes gehoord als in mijn tijd bij de Post. Maar als er belangrijke voetbalwedstrijden waren, van het Nederlands Elftal bijvoorbeeld, dan stond dat aan, tot groot verdriet van de voetbalhaters. De komst van de Walkman was hun redding.
Ik werd er gestationeerd op de zogenoemde Pakjesbunker CVS. Honderden postzakken met pakjes werden via lopende banden aangevoerd naar een grote schuinlopende verzamelbak. Twee tot drie man moesten die zakken opensnijden (iedereen had de beschikking over een ringmes om touwtjes door te snijden) en de zakken leeg te gooien in kleinere sorteerbakken. Op mijn tweede avond bij de Post moest ik zakken storten, waarbij al mijn zorgvuldig gemanicuurde gitaarnagels van mijn rechterhand binnen het uur waren afgebroken. Dit droeg mede bij aan de definitieve teruggang van mijn gitaarspel en -vaardigheden. Bij elk van die bakken stonden twee man om de pakjes in gaten te schuiven die naar andere transportbanden leidden voor de grotere sorteercentra in het land, de grote steden, buitenland enzovoort. Alles ging natuurlijk op postcode en ook al was postcodekennis niet noodzakelijk, dat leerde je vanzelf. De transportbanden voerden de pakjes een verdieping hoger naar wat het zakkenbordes heette. Daar stonden dan weer allemaal mensen de pakjes en brievenbundels in postzakken te gooien, verdeeld in rekken per stad of regio. Het gooien van de pakjes en bundels over soms 5 meter afstand precies in de goede postzak was een sport die je na verloop van tijd ook leerde te beheersen en was leuk om te doen. Het leek wel basketbal en als je eenmaal wist waar, bijvoorbeeld, de zak voor Hilversum of Eindhoven zat, gooide je de bundel er blindelings in.
Als het werk op de Pakjesbunker klaar was en het nog geen tijd was om naar huis te mogen, werden wij van de Pakjesbunker naar het zakkenbordes gestuurd om mee te helpen. Het werk zo snel mogelijk afkrijgen en de post tijdig naar de treinen en de vrachtwagens sturen was niet alleen de voornaamste taak van de PTT als bedrijf, maar was ook onze sport. Het was werkelijk een geoliede machine, bedenk dat het aantal poststukken dat per dag werd verwerkt vele malen groter was dan tegenwoordig, maar de nauwkeurigheid was ook erg groot. Er waren nog wat oudere werknemers die alle plaatsnamen van Nederland uit hun hoofd kenden. Als er soms een poststuk was voor een onbekend dorpje, zonder postcode, werd dat bij hen gebracht en zij schreven er dan de juiste code op.
Pakjes gingen ook wel eens stuk en werden dan door ons in bakken gedeponeerd, die per avond geregeld door medewerkers van de afdeling ‘beschadigde stukken’ werden geleegd. Die kapotte pakjes konden soms een enorme knoeiboel worden. Mensen verstuurden immers alles per post, al dan niet goed verpakt, zodat bij ons op de Pakjesbunker soms complete maaltijden of Surinaamse bakkeljauw half vermalen tussen de post moest worden opgeruimd. Computerdata op grote ronde magneetbanden werden vergezeld van zendingen bloed van de bloedbanken of de Rode-Kruislaboratoria. Het is een wonder dat de hoeveelheid ongelukken nog beperkt bleef.
Bepaalde zendingen werden op den duur blind door de medewerkers herkend. Aan de verpakking kon je immers zien dat bepaalde enveloppen afkomstig waren van een postorderbedrijf in seks-artikelen en pornoblaadjes. Enkele medewerkers maakten daar wel eens misbruik van, maar owee als de leiding dat in de gaten kreeg en je betrapte. Ontslag op staande voet kon dan het gevolg zijn. Het is wel eens voorgekomen dat een zending hasj kapot ging. Die werd vervolgens door de medewerkers onder elkaar verdeeld en het restant ging in de bak met beschadigde stukken. Er waren ook postmedewerkers, voor het merendeel type toffe Amsterdammer, die er hun eigen handeltje in heling- en smokkelwaar op na hielden en eigenlijk alleen bij de post gingen werken om een klantenkring op te bouwen. Ook die heb ik zien komen en gaan.
Mijn collega’s waren er in diverse categorieën. Er waren veel studenten, zoals ik, maar ook zelfstandige kunstenaars en marktkoopmannen. Als je tenminste 10 uur per week bij de Post werkte zat je namelijk in het Ziekenfonds en voor zelfstandigen met een gezin, maar ook voor mij, was dat een enorm financieel voordeel. De vrouwen waren voor het overgrote deel huisvrouwen die met een avondbaan het gezinsinkomen hielpen op te krikken en zo tegelijk gevrijwaard bleven van een man met losse handjes, zeker als ze ’s nachts werkten. Daar ging feitelijk een enorme treurigheid achter schuil.
Alle medewerkers waren afkomstig uit de wijde regio Amsterdam en uit alle etnische groeperingen. Het was werkelijk de maatschappij in het klein en ik kan achteraf wel zeggen dat de jaren die ik bij de Post heb doorgebracht de meest leerzame jaren waren op sociaal vlak. Ik heb daar geleerd om met iedereen op gelijkwaardige wijze om te gaan, ongeacht je intellectuele bagage of achtergrond. Ik werkte met Creolen, Hindoestanen en Antillianen, met Turken, Amerikanen en Duitsers. Met schilders, dichters, beeldhouwers, huisvrouwen, marktkoopmannen en scharrelaars. Ook de fiscalist Ernst L. die vele jaren later veroordeeld werd in de Deventer moordzaak behoorde tot mijn collega’s.
Je maakte kennis met elkaar en na een avond achter de pakjes was je dan al bijna vrienden geworden. Ik heb in mijn PTT-tijd mijn dromerigheid en verlegenheid van me weten af te schudden, vooral dat soort verlegenheid dat door anderen als studentikoze arrogantie wordt gezien. Ik ben er uiteindelijk meer dan tien jaar gebleven, tot de zomer van 1990, en heb het bedrijf in die tijd enorm zien veranderen, maar de samenstelling van het medewerkersbestand bleef even divers. Ik durf ook te zeggen dat ik, afgezien van een korte periode toen ik slecht in mijn vel zat, nooit met tegenzin naar de Post ben gegaan. Het was niet alleen voor mij een leerschool, ik heb er ook verschillende waardevolle contacten en vriendschappen opgebouwd, waarvan enkele tot de dag van vandaag zijn blijven bestaan. En ik ken nog steeds een groot deel van de Nederlandse postcodes uit mijn hoofd!
Ik kon dat najaar van 1979 al direct volop aan de bak, want de Kerstperiode kwam er aan. Dat was toen nog meer dan nu een tijd waarin de hoeveelheid post nog makkelijk kon verdubbelen. Iedereen stuurde nog Kerstkaarten en pakjes en de Post moest echt alle zeilen bijzetten om het werk te doen. Geld speelde voor een taakgerichte organisatie als de PTT geen rol, dus er werden mensen tijdelijk aangenomen zoveel als maar nodig waren. De eigen medewerkers werden uitgenodigd om zoveel overwerk te doen als men wilde, ook in de nachtelijke uren. Wie wat extra wilde verdienen was dan bij de Post aan het goede adres. Nachtdienst werd dubbel betaald. Avond- en nachtdiensten kon je moeiteloos combineren en wie dan aansluitend nog een dagdienstje wilde doen? Geen probleem. Met Kerst mocht alles.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!