Orientatietafel op La Terrasse, het hoogste uitkijkpunt van de Mont Beuvray.

In 1987 kwam ik voor het eerst op de Mont Beuvray, een ruim 800 meter hoge heuvel, bijna een berg, op zo’n 25 kilometer ten westen van de stad Autun in de Morvan, in Frankrijk dus. Er was toen nog niet zoveel te zien, maar een schitterende plek was het toen al wel, met een fenomenaal uitzicht vanaf ‘La terrasse’, waarbij je zelfs Autun in de verte kunt zien liggen. In 1903 had een plaatselijke historische vereniging een gedenkteken laten plaatsen om te memoreren dat dit de plek was die ooit ‘Bibracte’ heette en voorkomt in Julius Caesars ‘De Bello Gallico’. Drie regels wijdt Caesar aan Bibracte: om te vertellen dat Bibracte een groot en sterk oppidum was; dat hier Vercingetorix, de leider van de plaatselijke stam de Aedui, alle stamhoofden van Gallië tegen hem wist te verenigen en dat ten derde hij, Caesar, hier zijn leger had laten overwinteren. De kennis over Bibracte was anno 1987 nog steeds grotendeels gebaseerd op die regels van Caesar en op enkele archeologische onderzoekingen die in het midden van de 19de eeuw waren gestart. Men had op grond van wat incidentele opgravingen geconcludeerd dat de Mont Beuvray inderdaad wel eens het Bibracte uit de oudheid zou kunnen zijn en dat er nog sporen, onder andere van muren en gebouwen, in de grond zaten. Maar tot grootschalig onderzoek was het nog niet gekomen en ook waren er andere prioriteiten, zoals het voeren van de Frans-Pruisische oorlog en de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Dat Caesar uiteindelijk bij Alesia zijn oorlog tegen de Galliërs had gewonnen, waarbij Vercingetorix door Caesar in triomf als gevangene naar Rome was gevoerd en ter dood gebracht was natuurlijk bekend. Vercingetorix werd in de 19de eeuw tot nationale held gebombardeerd en vinden we overal in Frankrijk terug, als standbeeld en in de populaire cultuur (Asterix!).[1]

Gedenkplaten geplaatst in 1903. Boven het algemene grondplan, onder de citaten uit Caesar.

Grote veranderingen vonden plaats tijdens het presidentschap van François Mitterand (1981-1995). Mitterand had wortels in de streek, was lang burgemeester geweest van het nabijgelegen Château-Chinon en hij zorgde er voor dat er fondsen werden vrijgemaakt voor intensief en langdurig onderzoek naar de resten van Bibracte. Nationalistische overwegingen zullen hier ongetwijfeld een rol hebben gespeeld, maar de resultaten dienden zich al snel aan. Tijdens mijn eerste bezoek aan Bibracte was er, zoals gezegd, nog niet veel te zien, maar toen ik er in 2004 nog eens kwam waren al vele muurresten tevoorschijn gekomen, huizen opgegraven en had men het algemene grondplan van het oppidum al aardig kunnen reconstrueren. Ook was duidelijk geworden hoe de bevolking van Bibracte aan zijn water was gekomen met het herstel van de Fontaine Saint-Pierre, een natuurlijke bron bijna bovenop de heuvel en, met enige fantasie, ook één van de bronnen van de Seine. Bovendien was er een prachtig museum gebouwd dat in 1995 plechtig door François Mitterand was geopend.

Een van de opgravingssites op de Mt Beuvray. Het werk is al vele jaren aan de gang.

Het waren niet alleen Fransen die de opgravingen deden op de Mont Beuvray. Een twintigtal universiteiten uit Europa en de Verenigde Staten (helaas niet uit Nederland) maakten het onderzoek naar Bibracte tot een archeologisch speerpunt. Jaarlijks bezoeken daardoor groepen studenten uit allerlei landen het terrein voor een opgravingscampagne in de zomermaanden. In het nabijgelegen dorp Glux-en-Glenne werd zelfs een speciaal onderzoekscentrum opgericht. Zo groeide de wetenschappelijke kennis omtrent Bibracte jaar na jaar. De resultaten werden gepubliceerd in een reeks wetenschappelijke rapporten, terwijl vondsten en nieuwe inzichten werden getoond in het Museum Bibracte dat zich ontwikkelde tot een toeristische trekker van formaat voor de streek.

Bij een volgend bezoek, in 2019, waren de opgravingen tot een veelvoud uitgebouwd. Ook waren delen van de verdedigingsmuur gereconstrueerd, grondplannen van grote gebouwen blootgelegd en geconserveerd. Een van de meest bijzondere vondsten was toen een bootvormig waterreservoir geweest.

Bootvormig waterbassin (foto 2019)

 

En nu, in 2024, waren we weer in Bibracte. De onderzoeken zijn gestaag verder gegaan en hoe de stad, het oppidum, er destijds moet hebben bijgelegen wordt steeds duidelijker. In het museum richt men zich nu op de vergelijking van Bibracte met andere Keltische oppida die in een gordel van oost tot west ten noorden van de Alpen hebben gelegen, vanaf Roemenie, Slowakije, Zuid-Duitsland, tot in Frankrijk en Engeland. Het waren er in elk geval een paar honderd; ze kennen allemaal een vergelijkbaar grondplan en ook al hebben de Kelten zelf ons weinig schriftelijke documentatie achtergelaten, de archeologische reconstructies tonen overtuigend hoe de Keltische wereld er moet hebben uitgezien. Er moet veel onderling contact zijn geweest tussen de stammen.

In interessante animaties laat het museum zien hoe de ontwikkeling moet zijn verlopen en hoe kort feitelijk de bloeitijd van Bibracte is geweest. De oudste delen stammen uit ongeveer 120 voor Christus. Tussen 40 voor Christus en 15 na bereikte Bibracte zijn grootste omvang. Er moeten toen tussen de 5000 en 10.000 mensen hebben gewoond. Het was geen stad zoals we die uit de middeleeuwen kennen, maar hij bestond uit kleinere agrarische behuizingen rondom enkele grote gebouwen, sommige met een publieke functie. Tussen de beide toegangspoorten liep een straat. Het geheel was ommuurd, ter verdediging, maar waarschijnlijk had de ommuring ook een prestigieuze functie. En toen, in het jaar 15, stichtten de Romeinen onder keizer Augustus even verderop in het dal hun regionale hoofdstad Augustodunum (“Augustus-duin”), het huidige Autun. Een volbloed Romeinse stad, met een forum, tempels en theaters, gelegen aan doorgaande verbindingswegen en niet op een moeilijk toegankelijke heuvel. Bibracte liep leeg, raakte ontvolkt en de natuur nam het terrein over tot bijna niets meer aan het Gallische verleden herinnerde. Die paar tekstregels van Caesar zijn intussen aangevuld met een mer à boire aan kennis, vooral dankzij de archeologie.

Ik schreef al eens eerder over de Abdij van Cluny, waar in de jaren ’80 óók eerst niks te zien was en waar de beleving nu bijna de overhand heeft gekregen over het erfgoed. Daar is in Bibracte gelukkig geen sprake van. Het Terrasse van waar je over het dal uitkijkt en dat je doet beseffen hoe strategisch dit Keltische oppidum gelegen was is nog steeds prettig leeg, zonder beeldschermen en andere toeristische uitwassen, met alleen de wind en de bomen.

Meer informatie, ook in het Nederlands, is te vinden op de site van Museum Bibracte.

Museum Bibracte is prachtig gelegen temidden van de heuvels van de Morvan.

 

Noot

[1] Een moderne vertaling van De Bello Gallico, met ook de passages over Bibracte, is te vinden in ‘Julius Caesar, Oorlog in Gallië’, vertaling Vincent Hunink (11de druk in 2021)

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *